Wijkteams; een flink Klysma

3 augustus 2018

 

 

Geacht college,

“Onrustig wiebelend stond hij vrijdagochtend voor mijn bureau. ‘Ik kan niet poepen, dokter.’ Met zijn 90 jaar was hij op de fiets naar de praktijk gekomen, want ‘hiervoor kan ik u toch niet thuis laten komen.’ Mijn toucher bevestigde mijn vermoeden; een ferme drol blokkeerde de uitgang van het rectum. Ik schreef hem twee klysma’s voor, adviseerde hem deze direct bij de apotheek te halen, en beloofde dat de verpleegkundige van de thuiszorg hem snel van zijn ongemak zou verlossen. Twee uur en vijftien telefoontjes door mijn assistente later was er nog steeds geen thuiszorg geregeld. Geen team kon iemand leveren. Eventueel maandag en wellicht de volgende dag. Met een diepe zucht zei ik tegen mijn assistente: ‘Dan doe ik het zelf wel.’ Een kwartier later was hij mij zeer dankbaar. De maandag erop kreeg ik een boze thuiszorgmedewerker aan de lijn. Ze hadden die dag voor niets aan de deur gestaan: de patiënt had hen niet meer nodig en had hen weggestuurd. Zonde van alle energie die zij erin hadden gestoken: het team was immers bezig geweest met het aanmaken van een digitaal dossier, een zorgpas, een zorgplan, een planning in de wijkroute en een overdracht aan het team. Treurig dat er door alle administratieve druk geen tijd meer is voor zorg voor de patiënt. De verstopte thuiszorg heeft zelf een flink klysma nodig…” (bron: Medisch Contact, Praktijkperikel).

Afgelopen week, woensdag 25 juli, stond in het AD week een artikel over vier plekken in Rotterdam waarin huisartsen door wijkmanagers geholpen werden om de juiste contacten in de wijk te leggen zodat hun cliënten de hulp zouden kunnen krijgen die ze nodig hebben. Zo organiseerde de wijkmanager, die op proef in de wijk aan het werk is, onder meer een bijeenkomst waarop de huisartsen en de wijkteams elkaar in één avond konden leren kennen. Het helpt, een beetje. Die hulp is volgens huisartsen nodig omdat de coördinatie tussen de wijkteams die hulp bieden en de door verwijzers (huisartsen, welzijnsorganisaties, scholen en de vraagwijzer) onvoldoende toegang vinden en krijgen tot de wijkteams.

Het wijknetwerk, de wijkteams, de wijkmanagers, het huis van de wijk het zijn allemaal instrumenten die voortkomen uit de kadernotitie ‘Nieuw Rotterdams Welzijn 2016-2019’. Een nota met een nieuwe gemeentelijke visie op welzijn omdat de gemeente vanaf 1 januari 2015 op basis van drie wetten (herziene Wmo, de Participatiewet en de Jeugdwet) nieuwe taken vanuit het Rijk heeft gekregen.

50PLUS Rotterdam onderschrijft in beginsel de insteek van Het Nieuw Rotterdams Welzijn (NRW) om de Rotterdamse inwoner zoveel mogelijke zelfstandig te laten zijn en daarbij actief een beroep te doen op die inwoner, haar omgeving en de professionals (hfst 2 NRW, blz7):

Door het vergroten van de ‘samenredzaamheid’ van Rotterdammers, ofwel een sterke pedagogische civil society: meer vrijwillige inzet, meer bewonersinitiatief, toename van sociale cohesie en een kansrijke en veilige opvoedomgeving voor kinderen;

Door het vergroten van zelfredzaamheid: ontlasten van mantelzorgers, minder beroep op formele zorg, meer gebruik van collectieve wijkdiensten, langer thuis blijven wonen, grotere inzet, scholing en training van Rotterdammers met een uitkering;

Door het creëren van een kansrijke, veilige buurt en opvoedomgeving voor kinderen en jongeren.

50PLUS Rotterdam onderkent en steunt de inzet van instrumenten zoals wijknetwerken, wijkmanagers en Wijkteams en de huizen van de Wijk. 50PLUS Rotterdam is echter wel zeer kritisch over de uitvoering van het voorgestelde beleid. Vanuit het eigen netwerk herkent en erkent 50PLUS Rotterdam de tekortkomingen en onderschrijft de tekortkomingen van het NRW zoals de Rekenkamer Rotterdam in haar rapport op 30 juni jl. ‘Het komt niet in de buurt, Onderzoek naar aanpak knelpunten functioneren wijkteams’ concludeert.

Volgens de rekenkamer kan de gemeente onvoldoende waarborgen dat Rotterdammers die hulp nodig hebben van het wijkteam deze hulp op tijd krijgen. Hun problemen (o.a. opvoedproblemen, geestelijke gezondheidsproblemen, huiselijk geweld, ouderdomsproblemen of schuldproblemen) zijn vaak al ernstig opgelopen als ze bij een wijkteam worden aangemeld. Bovendien moeten cliënten na aanmelding bij het wijkteam vaak nog eens lang wachten voor ze hulp krijgen. Er zijn namelijk wachtlijsten.

De Wijkteams op hun beurt lopen tegen verplichte administratie aan en regels die niet passen bij de hulpvragen stelt de rekenkamer in het onderzoeksrapport. Ook het beleid van het college dat inwoners van Rotterdam meer zelf moeten doen voordat er hulp wordt geboden lijkt eerder averechtse effecten te hebben. Niet alleen moet er lang gewacht worden voordat hulp wordt geboden (90 procent van de aanvragen bij de Wijkteams heeft na zes weken nog geen hulp), de hulp sluit ook niet altijd aan bij de hulpvraag. Een reden hiervan is dat de hulpvragen op papier worden beoordeeld en te weinig vanuit de praktische hulpvraag. Bovendien blijken er verschillen in kwaliteit tussen de leden van het Wijkteam te zitten en is er een grote wisseling in personeel.

De rekenkamer beveelt onder meer aan het aantal regels en verplichte procedures te verminderen en in ieder geval tijdelijk extra wijkteammedewerkers aan te nemen om de wachtlijsten te verhelpen. Het college neemt deze aanbevelingen niet over en is het grotendeels oneens met de conclusies van de rekenkamer.

Naar aanleiding van het voorafgaande heeft 50PLUS Rotterdam de volgende vragen aan het college van B&W:

  1. Heeft het college kennis van de rapportage van het RIVM waaruit blijkt dat ouderen en dan vooral ouderen met een chronische aandoening, het gevoel hebben onvoldoende de regie hebben bij het regelen van sociale steun en zorg?
  2. Realiseert het college zich dat een kleine verandering in het leven van ouderen de balans kan verstoren en hen extra kwetsbaar maakt?
  3. Heeft het college zicht op deze kwetsbare groepen in Rotterdam?
  4. Heeft het college zicht op wie hulp vraagt in Rotterdam en kan hij ze specificeren?
  5. Hoeveel zorgvragen/hulpvragen krijgen de wijkteams in Rotterdam?
  6. Kan het college aangeven uit welke categorieën de verschillende zorgvragen bestaan en de aantallen per categorie?
  7. Realiseert het college zich dat ieder dag wachten de problemen van de hulpvrager, ouderen met chronische aandoeningen in het bijzonder groter worden?
  8. Erkent het college het falen van het systeem dat de inwoner eerst zelf de problemen moet zien op te lossen?
  1. Vergroot de gemeente Rotterdam met de door haar gekozen werkwijze de problemen niet eerder dan dat ze oplost?
  2. Zo ja, wat gaat hij doen om de inwoners met hulpvragen serieus te nemen, zo nee, welke argumenten heeft het college daarvoor?
  3. Is het college bekend met de doorverwijzingsproblematiek, het niet of onvoldoende vindbaar/bereikbaar zijn van de Wijkteams?
  4. Beschikken de Wijkteams over voldoende capaciteit? Zo nee hoe denkt het college dit op te gaan lossen?
  5. Waarom is de proef met de wijkcoördinator gestart?
  6. Hoe lang gaat de proef met de wijkcoördinator duren?
  7. Wanneer is de proef geslaagd en welke criteria houdt het college daarvoor aan?
  8. Als de proef mislukt, erkent het college daarmee het succes van de andere doorverwijzers en het vindbaar zijn van de Wijkteams?
  9. Als de proef lukt komen er dan ook in andere wijken wijkcoördinatoren?
  10. Kan het college aangeven waarom voor de vier proefwijken is gekozen en hoe de Wijkteams in andere wijken functioneren?
  11. Kan het college aangeven hoe groot de wachtlijsten bij de Wijkteams zijn?
  12. Kan het college aangeven hoe deze wachtlijsten weggewerkt worden?
  13. Hoelang krijgen de Wijkteams nog om zich te bewijzen?
  14. Loopt er al een evaluatie van het functioneren van de vraagwijzers?
  15. Zo ja wanneer verwacht de wethouder de resultaten, ze nee, wanneer gaat het college het functioneren van de Vraagwijzers wel evalueren?

 

Delen via: