Financiële transparantie is een groot goed!

28 augustus 2018

 

 

Geacht college,

In het hoofdstuk 10 Financiën van het coalitieakkoord 2018-2022 ‘Nieuwe energie voor Rotterdam’ staat onder ‘Uitgangspunten financieel beleid’ op bladzijde 37 als eerste punt genoemd dat er gestuurd wordt op weerstandsvermogen. Daarbij wordt onder andere aangegeven dat de coalitie:

  • Het weerstandsvermogen definieert als de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit. Hiermee sluit Rotterdam beter aan bij de BBV en andere gemeenten
  • Stuurt op een weerstandsvermogen van minimaal 1,0 waarbij het weerstandsvermogen is geënt op de financiële risico’s

Een financiële vertaling van de stand van zaken en voornemens van de nieuwe coalitie is vervolgens te vinden in de tabel ‘Financiële kader van dit Coalitieakkoord’ op bladzijde 39 van het coalitieakkoord 2018-2022 waarbij aan het eind van de tabel het volgende is aangegeven:

De benodigde weerstandscapaciteit in bovenstaande tabel geeft een financiële vertaling van de risico’s die de gemeente loopt op basis van een inventarisatie van die risico’s. Voor de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit worden zowel de omvang van de risico’s als ook de kans op de risico’s in een risicosimulatiemodel ingevoerd.

De benodigde weerstandscapaciteit bedraagt in de goedgekeurde begroting in 2018 € 305 mln (zie digitale versie begroting bladzijde 915). Het nieuwe college verlaagt de benodigde weerstandscapaciteit in het coalitieakkoord (zie bovenstaande tabel) naar € 235 mln. In gewoon Nederlands wil dat zeggen dat dit college inschat dat op basis van een inventarisatie van de risico’s die de gemeente loopt, de gemeente € 75 mln minder risico loopt. Het spreekt voor zich dat als bij de start van dit college, al ingeschat wordt dat er voor 75 miljoen euro minder risico’s gelopen gaat worden dit grote vragen oproept bij 50PLUS Rotterdam.

In de ogen van 50PLUS Rotterdam is het niet te rijmen dat een college dat zoveel grote ambities heeft daar geen realiteitszin aan verbindt als het gaat om de eventuele financiële risico’s die daaraan verbonden zijn voor de politiek. Megalomane projecten als Feijenoord City, het veeleisende Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ), de problematische Hoeksche Lijn, het nog niet zomaar verkochte Eneco en vergeet vooral ook niet de Energietransitie die Rotterdam in de vaart der duurzaamheid positioneert, ze staan allemaal op de verlanglijst van dit college. Allemaal ambitieuze uitspattingen die zeker niet zonder financiële risico’s gepaard zullen gaan. Grote financiële risico’s die het college nodig acht om nieuwe energie voor Rotterdam te realiseren en die dus via de benodigde weerstandscapaciteit in de begroting vooraf gereserveerd moeten gaan worden.

Ook heeft het nieuwe college besloten dat de beschikbare weerstandscapaciteit anders opgebouwd gaat worden. Waar in de begroting 2018 de beschikbare weerstandscapaciteit gevormd wordt door álle reserves, tenzij er (juridische) verplichtingen zijn aangegaan, de stille reserves en eventuele onbenutte belastingcapaciteit, is in het coalitieakkoord 2018-2022 ‘Nieuwe energie voor Rotterdam’ (Hoofdstuk 10 onder ‘Uitgangspunten financieel beleid’ op bladzijde 37, 3e bullet) een nieuwe definitie voor de beschikbare weerstandscapaciteit opgenomen:

  • Onder de nieuwe definitie van de beschikbare weerstandscapaciteit wordt verstaan de algemene reserve, de kredietrisicoreserve en de overige risicoreserves zoals de WWB en de Wmo.

En dat het hier niet slechts om een symbolische verandering van een definitie van het beschikbare weerstandscapaciteit gaat blijkt wel uit de verschillen die financieel optreden in de beschikbare weerstandscapaciteit voor en na definitieverandering. In de begroting 2018 is de beschikbare weerstandscapaciteit € 644 mln. (zie digitale versie begroting bladzijde 915). Het bedrag in het coalitieakkoord is in 2018 € 249 mln. Een daling van bijna € 400 mln. De reden en noodzaak van deze essentiële wijziging in de grondslag van het beschikbare weerstandvermogen ontgaat 50PLUS Rotterdam. Een nieuw college dat zo gaat toveren met cijfers en daarmee met de inkomsten en uitgaven van de Rotterdammer behoort een dergelijke nieuwe grondslag toch stevig te onderbouwen naar de raad.

Tenslotte blijkt uit de goedgekeurde begroting 2018-2021 (zelfs na de 1e herziening begroting 2018, de zogenaamde 4-maandsrapportage) dat de jaarresultaten nul zijn. Echter onder uitgangspunt begroting 2018 + actualisatie is ervoor gekozen vanaf 2019 om hiervoor € 12 mln. tot € 14 mln. jaarlijks toe te voegen aan de financiële begroting (zie tabel hieronder). Per saldo wordt er over de gehele beleidsperiode hiermee ca. € 50 mln. gunstiger begroot.

50PLUS Rotterdam is enthousiast over een ambitieus college die positiviteit uitstraalt. Maar het inspireert pas echt als dit nieuwe college ook de veranderingen onderbouwt en transparant is over wat er wel en wat er niet in de portemonnee van de Rotterdammer zit om uit te geven.

Naar aanleiding van het voorafgaande heeft 50PLUS Rotterdam de volgende vragen aan het college van B&W:

  1. Een van de redenen voor dit college om te veranderen in definitie en dus het weerstandsvermogen van de gemeente is dat Rotterdam dan beter aansluit bij de BBV en andere gemeenten. Welke andere gemeenten (> 200.000 inwoners) passen dezelfde definitie toe cq hebben aangegeven dezelfde definitie te gaan hanteren als de nieuwe definitie van het weerstandsvermogen zoals genoemd in het coalitieakkoord 2018-2022 ‘Nieuwe energie voor Rotterdam?
  2. Waarom vindt dit college het nodig om na vele beleidsperiodes deze verandering van begroten te gaan hanteren en welke gevolgen heeft dit voor de vertaling van de afgelopen begroting van 2018-2021?
  3. Hoe gaat dit college borgen dat de raad de financiële resultaten van de komende beleidsjaren gelijkwaardig kan matchen met de resultaten uit het de afgelopen beleidsperiode?
  4. Wat is de onderbouwing van € 235 mln. aan benodigde weerstandscapaciteit in 2018 zoals genoemd in het coalitieakkoord 2018-2022 ‘Nieuwe energie voor Rotterdam’?
  5. Wat is de reden en onderbouwing van de daling van de benodigde weerstandscapaciteit met € 70 mln. in 2018 ten opzichte van de eerder goedgekeurde begroting 2018 waarin de benodigde weerstandscapaciteit € 305 mln. was?
  6. Is voor de komende jaren in het coalitieakkoord rekening gehouden met risico`s die de gemeente ongetwijfeld gaat lopen bij de omvangrijke energietransitie? Zo ja, voor welke bedrag? Zo niet, wat is daarvan de reden?
  7. Idem dito geldt dit natuurlijk ook voor de risico’s die gemeente gaat lopen bij de ontwikkelingen van Feijenoord City; is er voor de komende in het coalitieakkoord rekening gehouden met risico`s die de gemeente ongetwijfeld gaat lopen bij de eventuele ontwikkeling van Feijenoord City? Zo ja, voor welke bedrag? Zo niet, wat is daarvan de reden?
  8. Wordt bij de nieuwe definitie van de beschikbare weerstandscapaciteit met overige risicoreserves ‘bestemmingsreserves’ bedoeld? Zo niet, kan dan het college toelichten wat precies met risicoreserves wordt bedoeld?
  9. Wat is de opbouw van beschikbare weerstandscapaciteit in 2018 van € 249 mln. zoals genoemd in het coalitieakkoord 2018-2022?
  10. Wat is de opbouw van de daling van de beschikbare weerstandscapaciteit van € 644 mln. volgens de begroting in 2018 naar € 249 mln. volgens het coalitieakkoord 2018- 2022?
  11. Kan het college een onderbouwing en toelichting geven van de positieve resultaten 2019-2022 zoals genoemd in de financiële tabel van het coalitieakkoord bij “Uitgangspunt (begroting 2018 + actualisaties)” waarbij vanaf 2019 € 12 mln. tot € 14 mln. jaarlijks aan de financiële begroting toegevoegd wordt? Per saldo wordt er over de gehele beleidsperiode hiermee ca. € 50 mln. gunstiger begroot

 

 

Delen via: